Den Oord

 

Geschiedenis

Een Zaanse molen?

Voor zover bekend werd de molen in 1824 op de huidige plaats opgebouwd en stond voordien te Deventer en nog eerder in de Zaanstreek. Een Zaanse oorsprong is niet onmogelijk, maar niet erg waarschijnlijk. Twijfel is er vanwege het voeghouten kruiwerk en de afmetingen van de bintbalken van de krukzolder. Molens waarvan de Zaanse oorsprong vastligt, hebben bijvoorbeeld uitzonderlijk zware bintbalken in deze zolder om de zware belasting op te kunnen vangen. De losse legering van de kapzolder is onderbroken voor de koningsspil. In de Zaanse bestekken voor een zeskante zaagmolen wordt gekozen voor een kromme legeringsbalk. Bij dit zeskant is gekozen voor een aparte, duidelijk later aangebrachte constructie.

Bunskoeke maakt in zijn lijst van Friese zaagmolens melding van een molen te Hollum op Ameland, gebouwd in 1784 en in 1802 overgebracht naar Deventer. Deze vermelding verdient nader onderzoek. Mogelijk was het deze molen die vervolgens naar Ommen ging, mogelijk betrof het één van de drie molens die in 1805 door de Zaanse molenmaker Stoffel "nieuw" was gebouwd aan de IJssel voor de familie Jacobson. In 1848 was er nog slechts één molen in vervallen staat over. Dat de molen uit het noorden zou komen kan weerlegd worden van de wetenschap dat zeskanten zaagmolens daar zeer sporadisch voorkwamen.

De molen "Den Oord" en de functie.

De houtzaagmolen, tevens korenmolen, was afkomstig uit de Zaanstreek en heeft later gestaan in Bathmen. In 1824 werd de molen herbouwd op Den Oordt. Dit was een gebied waarvan in akten uit 1650 melding wordt gemaakt. Bij een opsomming van rechten en plichten van de burgers ter plaatse wordt gesteld: "Nijemant sal kottelen, off koe- of peerdedreck mogen garderen van de hoegen of legen mars off van Den Oord". De waarde van veemest was toen al goed bekend.

In 1939 kwam het complex in het bezit van Hendrik en Gerridina Oldeman. Deze verkochten het in 1954 aan de gemeente Ommen.
De molen is een zeskantige stellingmolen. De oorspronkelijke functie van deze molen was zaagmolen. Naast de molen lag een kolk, waarin de bomen werden "gewaterd" vóór zij gezaagd werden tot planken. Met windkracht werden de zware stammen op het zaagraam getrokken. Er werd gezaagd voor de boeren, maar ook voor timmerlieden enz.

Misschien door de bouw van een stoomhoutzagerij of doordat men de planken kant en klaar kocht werd het zagen steeds minder lonend en legde de molenaar zich meer toe op het malen van koren.
Rond 1900 werden in de omgeving grote legeroefeningen gehouden, de Ommer bakkers leverden veel brood aan de hier gelegerde soldaten. Om deze bakkers van voldoende meel te voorzien moesten de molens ook 's nachts malen. Om minder afhankelijk te zijn van de wind, kwam er eerst een ruwoliemotor en later werd er nog met elektriciteit gemalen. Het bedrijf werd steeds minder rendabel. De molen raakte in verval en toen deze met de molenaars-woning in handen van de gemeente kwam, werd tot algehele restauratie overgegaan.

De huidige situatie.

Als we door het "Streekmuseum" naar de molen lopen valt het op dat je "naar beneden" loopt. Naar alle waarschijnlijkheid staan we in de "kelder", in het zaagkot, waar het zaagsel in verdween. Ter hoogte van de bovenkant van de poeren zal de zaagvloer, met daarop de zaagsleden, gelegen hebben. In het "ondervierkant" hebben de zaagramen gehangen. Aan de rechter- en linkerkant bevinden zich dan de zaagschuren. Eén voor de aanvoer van de bomen via de kolk en de andere voor de afvoer van het gezaagde hout. In de vroegere zaagschuur zijn bijna alle sporen van het vroegere zaagwerk verdwenen of zijn verscholen achter de betimmering. Het snijbint van de voormalige raamzolder is nog voor een groot gedeelte te zien. Het drijfwerk van de molen bevindt zicht boven het "ondervierkant". Om de molen te kunnen bedienen moest boven de schuren een stelling gebouwd worden.