De Konijnenbelt

 

Merkwaardig ongeval Konijnenbeltmolen (een analyse)


In Wiek & Rad  (2014-4) en de Gildebrief (dec. 2014) stond het volgende artikel over de oorzaken van het ongeval

Op zaterdagochtend 16 augustus jl. is tijdens het draaien ernstige schade ontstaan aan de windmolen Konijnenbelt aan de Zwolseweg in Ommen. Op het moment van het ongeluk staat er een redelijk doorstaande wind en loopt de molen met twee volle zeilen zo’n 50 – 60 enden per minuut. Met een heldere lucht en prima weer konden er weer eens wat omwentelingen gemaakt worden. Maar dan slaat het onheil toe: ogenschijnlijk zonder aanleiding klinken er doffe klappen in de kap en aan de voorkant van de molen en het wiekenkruis komt vrijwel direct tot stilstand. Er is schade – forse schade – maar gelukkig geen persoonlijk letsel. De buitenroede blijkt tegen de romp te zijn geslagen en is verbogen – hekkens, windborden en zomen zijn gebroken. Boven in de kap ligt de gietijzeren as naast het achterste lager (pensteen) – de springbeugel die dit zou moeten voorkomen is losgesprongen en opengebogen. Verder heeft het bovenwiel een forse deuk gedrukt in de kap en is een gording gebroken. De vang blijkt nog wel intact maar is volledig ontwricht en ook het bovenwiel is wat scheefgedrukt. Zo goed als mogelijk is het zeil afgenomen en is het gevlucht vastgezet.
Later op de dag is door molenmaker Anne Doornbosch de as weer teruggezet in de pensteen. Daarna is de molen een halve slag gedraaid om het zeil van het bovenste end af te nemen. De molen is vervolgens teruggedraaid in de oorspronkelijke positie en met behulp van spanbanden gezekerd. In de kap is het bovenwiel ook extra geborgd omdat de vang niet erg betrouwbaar lijkt.
Tot zover het relaas van de gebeurtenissen op die bewuste zaterdag.

Voor enkele foto’s zie

nieuw gevlucht

DeKonijnenbeltmolen – de oudste van de vier molens in en rond Ommen – was net enige maanden eerder weer draaivaardig opgeleverd. Zo’n drie jaar geleden leek het niet langer verantwoord om te draaien met het stokoude gevlucht en is de molen aan “de ketting gelegd”. Dat werd bevestigd nadat de twee Potroeden waren doorgemeten. Er bleek inderdaad sprake te zijn van forse slijtage bij de askop en geconcludeerd werd dat er zonder grote risico’s niet meer kon worden gedraaid. Wat bij die beslissing nadrukkelijk heeft meegewogen is het feit dat kort op de molen drie hoge appartementengebouwen staan. Deze veroorzaken nogal wat turbulentie waardoor het gevlucht anders wordt belast dan bij een vrije windvang. Het gaande werk krijgt het meer dan gebruikelijk voor z’n kiezen en dat is een blijvend probleem. De molenbiotoop wordt er de komende jaren niet beter op omdat er aan de andere zijde van de Vecht vergelijkbare complexen zullen verrijzen.

Na een onttakeling begin 2013 werd besloten de oudste Potroede daterend uit 1901 te “restaureren” en de buitenroede uit 1936 te vervangen door een gelaste stalen roede. Naast het vervangen van het gehele gevlucht zijn er verder werkzaamheden uitgevoerd aan de stelling en het kruiwerk.

schadepatroon

Juist omdat alles in het werk was gesteld om de molen weer bedrijfsvaardig – in dit geval draaivaardig (binnenwerk ontbreekt) – te maken is het ongeval op zijn zachtst gezegd “behoorlijk zuur”. De molen blijft nu weer geruime tijd uit de roulatie en het herstel is een kostbare zaak.
Direct na het ongeval en de periode erna is goed nagedacht over de oorzaak en inmiddels is hierover helderheid ontstaan. Gezien het schadepatroon moet de oorzaak worden gezocht in het falen van een deel van het gaande werk. De meest voor de hand liggende verklaring is dat tijdens het draaien de linker bevestiging van de springbeugel - een spijkerbout van 12 cm lengte - is losgekomen. Bij inspectie bleek dat het hout rondom de bout volledig was weggerot waardoor de toch al korte bout weinig houvast meer had. Dit euvel was overigens vooraf moeilijk te constateren zonder destructief onderzoek en het mankement is bij eerdere inspecties dan ook niet opgemerkt.
Tijdens het draaien is de achterzijde van de bovenas vrijgekomen uit de pensteen. Door het kantelen van de as sloeg de aankomende roede met zeil tegen de stelling en tegen het rietdek. De gelaste buitenroede is daardoor beschadigd en geknikt. De gerestaureerde Potroede is overigens nog intact. Actie geeft reactie: door de botsing van de roede heeft de vrijliggende as een enorme zwieperd gemaakt en is het bovenwiel met de vangstukken tegen het rietwerk van de kap geslagen. Metingen tonen aan dat de bovenas op dat punt halverwege zijn lengte zo’n 50 cm schuin omhoog is gekomen. Door de plotselinge verplaatsing van de as zijn de vangstukken volledig van de geleiders gedrukt is de vangbalk uit zijn ophanging gelicht. De vang is vastgeslagen waardoor het wiekenkruis na ongeveer één omwenteling van de as tot stilstand is gekomen. Door de winddruk op het bovenste end is de bovenas vervolgens weer min of meer op zijn oorspronkelijke positie teruggekomen.


achterliggende oorzaken

Bij het terugzetten van de as bleek dat het evenwichtspunt behoorlijk ver naar voren lag. Het kostte nogal wat kracht om de pen van de as naar beneden te bewegen. Tijdens het draaien zou de as de springbeugel niet moeten raken. Toch is dat wel gebeurd waardoor de spijkerbout uiteindelijk is losgeraakt en de beugel is losgekomen met alle gevolgen van dien. Het lijkt erop dat dit euvel zich al eerder heeft voorgedaan. Aan de binnenzijde van de springbeugel is namelijk een oude breuk te zien. Een verklaring voor het opwippen van de bovenas kan zijn dat de massa van het gevlucht in de loop der jaren is toegenomen. Er is bij de laatste restauratie gekozen voor de toepassing van hardhout (bankirai voor het hekwerk / bilinga voor voorzoom). Ten opzichte van het materiaalgebruik wat vroeger gebruikelijk was voor het ophekken (grenen of lerken voor hekwerk en zomen) is er sprake van een aanmerkelijke gewichtstoename. Berekeningen wijzen uit dat deze “hardhout” variant zo’n 50 – 60% extra gewicht meebrengt voor het gehele gevlucht (in deze situatie ongeveer 500 kg). Overigens moet worden opgemerkt dat het gevlucht dat is vervangen met dezelfde materialen was opgehekt. Ook in de oude situatie was er dus een verhoogd risico aanwezig.

Een tweede verklaring waardoor opwaartse druk kon ontstaan op de achterzijde van de as is de nabijheid van bebouwing. De appartementencomplexen rondom de molen zorgen soms voor een vreemde belasting op het draaiende gevlucht. Meestal wordt het bovenste deel van de draaicirkel relatief zwaar belast omdat de bebouwing het onderste deel afschermt. Op de betreffende zaterdag was de molen gericht op de rand van de bebouwing. In de aanvoerrichting was er deels sprake van vrije wind en deels van geblokkeerde wind, waarbij ook nog eens de windrichting door de bebouwing fluctueerde. Van achter de molen bezien was de winddruk aan de rechterkant van de draaicirkel groter dan die aan de linkerzijde omdat bebouwing de vrije windtoevoer deels belemmerde. Door de ongelijke windbelasting kon meer druk ontstaan op het onderste eind van het gevlucht.

lessen

Het ongeval maakt weer eens duidelijk welke krachten er kunnen spelen bij onze oude werktuigen. Hier ging het om een combinatie van factoren die in onderlinge samenhang een ongeval hebben veroorzaakt. Het is zaak daar lering uit te trekken.
Natuurlijk gaat het dan in de eerste plaats om technische betrouwbaarheid. Maar ook het aspect molenbiotoop moet niet worden onderschat. Een slechte biotoop wordt meestal geassocieerd met windbelemmering waardoor er minder kan worden gedraaid. Maar dat vooral bebouwing kort op de molen een veroorzaker kan zijn van bijzonder windgedrag zoals turbulentie, vlagerigheid en richtingverandering wordt vaak vergeten. Ook in theoretische studies zoals windtunnelonderzoeken die het effect van nieuwe bebouwing moeten aantonen blijven dit soort aspecten vaak onderbelicht. Bij ingebouwde molens kan bijzonder windgedrag het gevlucht op een onvoorspelbare manier belasten. Dit stelt hoge(re) eisen aan de molen om op een veilige en verantwoorde manier te kunnen draaien.

Jan van der Veek
Ane, 7 november 2014
.